Een ongeluk zit in een klein hoekje, zo blijkt ook uit het in 2002 door de Hoge Raad gewezen Taxibus arrest. Dit arrest heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de rechtspraak, maar ook voor de moeder wie haar dochter op een verschrikkelijke wijze verloor met shockschade tot gevolg.
Shockschade is een psychische schade als gevolg van een traumatische gebeurtenis van een naaste. In het welbekende Taxibus arrest zijn een aantal gezichtspunten bepaald voor wanneer men in aanmerking komt voor de toekenning van shockschade. Bij het Taxibus arrest werd een meisje van vijf jaar oud aangereden door een taxibus. De achterwielen van de taxibus reden over het hoofd van het meisje. De buurvrouw van het meisje heeft het zien gebeuren en waarschuwde de moeder. De moeder kwam direct naar de plaats van het ongeval waar zij haar dochter levenloos aantrof. De moeder zag op dat moment het hevige letsel van haar dochter ten gevolge waarvan moeder ernstige psychische schade opliep.
Voor toekenning tot vergoeding van deze psychische schade, ook wel immateriële schade, oordeelde de Hoge Raad naar aanleiding van het Taxibus arrest dat het begrip rondom de vergoeding van immateriële schade ruimer moet worden opgevat. De immateriële schade dient niet alleen te worden toegekend aan het slachtoffer, maar ook aan eventuele naasten. Hier zitten wel strengere eisen aan verbonden. Ten eerste moet de naaste rechtstreeks zijn geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval, hierbij is een aanwezigheid ten tijde van het ongeval niet per se verplicht. Ten tweede moet deze confrontatie hebben geleid tot een zware emotionele shock. Als laatste vereiste geldt dat de shock dient te hebben geresulteerd in een psychiatrisch ziektebeeld, denk hier bijvoorbeeld aan PTSS. De Hoge Raad oordeelde in deze zaak dat de moeder wel degelijk recht had op toekenning van de shockschade.
Doch is de Hoge Raad altijd terughoudend geweest met de concrete invulling van bovenstaande gezichtspunten. Echter is in een nieuwe recente uitspraak van de Hoge Raad sprake van een precisering ten aanzien van één gezichtspunt. De Hoge Raad concretiseert hier namelijk het antwoord op de vraag of tegen de betrokkene onrechtmatig is gehandeld. Volgens de Hoge Raad hangt dit af van drie omstandigheden. Ten eerste is de toedracht, de aard en de gevolgen van de tegen het slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad van belang. Hierbij wordt de intentie van de dader, de aard en het toegebrachte leed van het primaire slachtoffer in ogenschouw genomen. Ten tweede moet ook worden gekeken naar de wijze waarop de betrokkene werd geconfronteerd met de tegen het slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen. Ten slotte is de aard en hechtheid van de relatie tussen de betrokkene en het slachtoffer van belang. De rechter moet deze omstandigheden expliciet afwegen.
Verder besluit de Hoge Raad in deze recente uitspraak dat het psychische letsel ernstig moet zijn gelet op de aard en de duur. Ook moet het psychische letsel voldoende objectiveerbaar zijn, wat betekent dat het letsel verklaarbaar is of (medisch) kan worden vastgesteld.
Kortom, tal van juridische punten waaraan moet worden getoetst. Wordt u geconfronteerd met juridische vraagstukken, waaronder immateriële schade? Neem dan gerust vrijblijvend contact met ons op!